Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Hard dak

Het 'harde dak' staat tegenover het 'weke dak' en allebei hebben ze heel veel te maken met stadsbranden.
De meeste huizen in een middeleeuwse stad hadden een week dak: ze waren gedekt met riet of stro, een enkele keer met plaggen. Bij brand was één vonkje daarop genoeg om het hele huis in lichterlaaie te zetten.
Met steeds strengere verbodsbepalingen in keuren en met subsidies probeerde de overheid de brandveiligheid te vergroten. De eenvoudigste maatregel was het bestrijken van een week dak met leem, maar afdoende was dat niet. Daarom werd de harde dekking gepropageerd, later voorgeschreven. Het gaat dan vooral om daktegels, later ook vroege voorbeelden van dakpannen, zoals de quackpan. Alleen aanzienlijke gebouwen konden zich een natuurstenen dakbedekking veroorloven: van leien. Een goedkoop alternatief is een dak met 'lauzes', maar die platte natuurstenen zijn alleen in bergachtige streken te vinden. Eveneens 'hard' is metaal, maar een loden dakbedekking was zowat de duurste oplossing.
Waarom koste het zoveel moeite de burgers over te halen om voor een veilig dak te kiezen? De kosten van de daktegels waren maar een deel van het probleem: een hard dak weegt heel veel meer dan een week dak. Dat vereist een veel sterkere kapconstructie en heel stevige wanden. Pas door de verstening van de steden aan het eind van de middeleeuwen kon het weke dak uitgebannen worden. Stenen muren kunnen een veel zwaardere belasting dragen dan de vakwerkwanden van houten huizen.
Op het platteland, waar de gebouwen minder dicht op elkaar stonden, bleef het rieten dak gebruikelijk.

Tekst: Jean Penders (03-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders